Wenninks tournure
Waarom steunt ASML de ambities van de Europese Commissie om een fab in Europa te bouwen? Ogenschijnlijk heeft het bedrijf daar geen enkel belang bij.
‘Hier zit de belangrijkste man van de chipindustrie’, zei Eurocommissaris Thierry Breton, wijzend naar ASML-ceo Peter Wennink. Breton was naar Veldhoven afgereisd om steun te vragen voor zijn ambities om een leading-edge fab op Europese bodem te realiseren. En die kreeg hij.

Dat was toch wel een verrassing. Wennink had zich in de voorbije maanden regelmatig sceptisch uitgelaten over westerse plannen om halfgeleiderproductie terug te halen. De topman waarschuwde dat het opbreken van een in decennia opgebouwd, geolied chipecosysteem kosten zou opdrijven en het innovatietempo zou afremmen. In plaats van dat landen zich druk maken over technologische autonomie zouden ze zich moeten richten op wederzijdse afhankelijkheid. ‘Het maakt niet zo veel uit dat Taiwanezen of Koreanen iets heel goed kunnen, zolang wij iets anders ook maar heel goed kunnen’, zei Wennink in Nieuwsuur. Aan Politico vertelde hij dat een 2nm-chipfabriek in Europa bouwen op gelijke voet staat met mensen naar de maan sturen.
Ik vond het een alleszins redelijk standpunt. Je kunt als Europa miljarden steken in een fab, of je kunt ze aanwenden om bestaande competenties te versterken en uit te bouwen. Of om opkomende technologieën aan te zwengelen, zoals geïntegreerde fotonica, quantumtechnologie en kunstmatige intelligentie. Bovendien: kent u een Europees bedrijf dat grote hoeveelheden leading-edge chips nodig heeft? Ik niet. En in de fabless sector stellen we ook al niks voor.
Wennink maakte nog een goed punt in Nieuwsuur. Je kunt wel zo’n chipfabriek neerzetten in Europa, maar dan ‘heb je nog maar één schakeltje in het productieproces, en er zijn tientallen schakels nodig.’ Ontwerp, ontwerptools, materialen, productiemachines, de verpakkingsstap: wil Europa echt zelfvoorzienend zijn, dan moet het al die expertises hierheen halen. Onhaalbaar wilde Wennink het niet noemen, maar ik wel.
Deze lijn doortrekkend, zou je niet verwachten dat Wennink zich achter Breton zou scharen. Maar dat gebeurde dus wel. Op de persconferentie in Veldhoven zei Wennink de bouw van een Europese fab niet te beschouwen als het opbreken van het ecosysteem, maar als een verstandige bijdrage aan de geografische spreiding van ’s werelds leading-edge halfgeleiderproductiecapaciteit. En als Europa een partner als TSMC of Intel in de hand neemt, zoals Breton van plan is, dan valt het wel mee met die maanraket.
Wennink zei bovendien de Eurofab niet alleen een zinnig idee te vinden maar zelfs een ‘zeer winstgevende investering’. Dankzij de doordenderende digitalisering zal de Europese techindustrie binnen afzienbare tijd grote behoefte aan sub-5nm-chips ontwikkelen, en ’s werelds foundry’s zullen zich maar wat graag in de buurt van die nieuwe groep klanten willen vestigen. Dat doen ze immers nu ook door in de Verenigde Staten fabs te bouwen.
Waarom maakte Wennink deze tournure? ASML schiet niks op met een Europese fab. En het is er ook niet bij gebaat dat Europa miljarden steekt in onzekere avonturen. Dat zou op den duur ten koste kunnen gaan van andere subsidieprogramma’s, inclusief die van ASML.
Ik vermoed dat politiek-strategische overwegingen Wennink van gedachten hebben doen veranderen. Steun aan de Europese Commissie kost hem niks, maar levert wel goodwill op. Nu ASML een speelbal is geworden van geopolitieke krachten, zijn goede relaties met Brussel van essentieel belang – anders dan Nederland kan de EU nog een beetje een vuist maken op het wereldtoneel. Mogelijk probeert Wennink ook te voorkomen dat ASML wordt ingezet als drukmiddel. Het Handelsblatt noemde het Veldhovense bedrijf eerder al Europa’s ‘belangrijkste troefkaart’ in de mondiale strijd om elektronische componenten. Indachtig de woorden van Breton waar deze column mee begint, hebben ze dat in Brussel heel goed door.
ASML probeerde tot nu toe zo veel mogelijk afstand te bewaren van de mondiale technologiestrijd waarin het tegen wil en dank een belangrijke pion is geworden. Nu ziet het bedrijf in dat business as usual geen optie meer is en zoekt het – een tikkeltje laat – geopolitieke rugdekking.